Interview met Robin Hobb

Robin HobbOp maandagmiddag 6 november 2000 bezocht ik te Amsterdam een hotel aan de Herengracht om met Robin Hobb te praten, goedgunstig daartoe gelegenheid gegeven door haar uitgever Meulenhoff, die haar boeken over de levende schepen uitgeeft. Ik had al veel van haar boeken gelezen, alhoewel niet alle. Het eerste boek dat ik van haar las was The Windsingers (1984), het tweede deel in een serie van vier boeken; dat was in 1985. Ze schreef die serie en ook enkele andere boeken onder haar eigen naam: Megan Lindholm. (Met de naam Lindholm is ze geboren, maar haar voornaam Megan zou mogelijk fictief kunnen zijn, las ik later in een artikel op het internet.)

Haar onmiskenbare talent trof me en sindsdien ben ik een groot fan van haar. Ik kocht meteen het eerste deel van de serie - Harpy's Flight (1983) - en moest daarna jaren wachten op het derde deel - The Limbreth Gate (1984), een meesterwerk - en op het vierde deel - Luck of the Wheels (1989). Daarna zocht ik vergeefs in de schappen van de boekhandel naar haar naam. Tot mijn grote spijt scheen ze geen boeken meer te publiceren. En toen ontdekte ik na ruim tien jaar dat ze onder pseudoniem de boeken waarmee ze beroemd werd was gaan schrijven, in een geheel andere stijl en dus voor mij onherkenbaar.

In de lounge van het hotel werd ik aan Robin Hobb voorgesteld. Ze zag er keurig verzorgd uit. Ze droeg een vlot donker jasje en een witte of khaki broek. Ze was kleiner dan ikzelf, ondanks haar circa vier centimeter hooggehakte damesschoenen. Haar bruine haar was doorweven met grijs. Haar handen waren relatief groot, met blauwe aders over de ruggen en perfect verzorgde nagels. Haar bebrilde ogen sloegen de wereld rustig, zelfverzekerd en in controle gade. Ik interviewde haar in de eetzaal.

Wat is de essentie van je wezen, Megan?

Ik ben een solitair persoon.
Uiterlijk lijk ik op mijn moeder. De kleur van mijn haar placht bruin te zijn. Wanneer ik ermee in de zon kom, komen er veel strepen blond, door de zon gebleekt haar in, maar in de winter verandert de kleur van mijn haar in grijs. Mijn moeder heeft ongeveer dezelfde kleur haar en mijn vader had erg donker haar, maar hij is nu kaal. We hadden veel boeken in huis, zelfs toen we in Californië woonden. Wanneer ze goed waren, bevalen we ze elkaar aan.

Ik heb nu een gewoon huis in een voorstad van Tacoma. Ik koos het om dicht bij een goede school te zijn. In de voortuin staat een heel mooie Copper beech-boom. Mijn huis heeft vier slaapkamers, vijf als je de kleine kerker in de kelder meetelt. Boven ben ik net met het installeren van energiezuinige ramen gereedgekomen. Een van de slaapkamers daar heb ik in gebruik genomen als kantoor. Over een afzonderlijke kantoor beschik ik nu pas twee of drie jaar. Daarvoor had ik een klein kamertje, maar dat was zo klein dat ik er nauwelijks bewegingsruimte had; bovendien was het er donker en stond de wasmachine er ook nog in.
In mijn huis staan er boeken in elke ruimte, van de zolder tot de kelder. Er komen er nog meer bij, want hier in Nederland heb ik een extra koffer moeten aanschaffen om mijn nieuwe boeken mee naar huis te nemen.

Zo'n eenderde van de boeken die ik lees behoren tot de sciencefiction en zo'n tweederde behoren tot de fantasy. Daarnaast lees ik ook boeken in andere genres en in de mainstream.
Het boek dat de meeste indruk op me heeft gemaakt is het boek A storm of Swords van George R.R. Martin. Het boek is deel van een megaserie waaraan hij nog steeds werkt, genaamd A song of fire and ice. En van Isaac Asimov vind ik The black widows zijn beste boek.

Ik eet alles wat makkelijk is. Ooit zou ik je gezegd hebben, dat als je me genoeg suiker en cafeïne gaf, ik alles voor elkaar zou kunnen krijgen. Ik heb een periode gehad dat ik eindeloos kopjes rozerode thee dronk; wanneer ik vast zat, dan gaf me dat genoeg tijd om datgene waarmee ik bezig was door te denken en weer terug te komen in het juiste spoor.
Gedurende een bepaalde periode in je leven leid je een individueel bestaan, en heb je het idee zelf over je tijd te beschikken. Dat is niet langer het geval bij mij. Indien er echt zoiets zou bestaan als de poort in The Limbreth Gate, dan zou ik er niet door stappen.
Ik geniet ervan naar het kanaal te kijken en gade te slaan wat er achter je gebeurt. Ik ben nu voor het eerst in Amsterdam en wordt er nog steeds door gefascineerd.

Hoe begon je met schrijven?

Het eerste verhaal dat ik ooit schreef was een Allerheiligennachtverhaal over een kat. Het was een heel kort verhaal: één pagina met veel tussenruimte tussen de regels.
Ik heb altijd aantekeningen bijgehouden, en schreef dus altijd al in notitieboeken en dagboeken.

Toen ik voor het eerst probeerde te schrijven voor kinderen, begon ik met het idee dat dat makkelijker zou zijn dan schrijven voor volwassenen; dat bleek een vergissing. Het was niet makkelijker, maar het was wel een erg goede oefening voor een schrijver; in zoverre, dat je je onmiddellijk op de meest essentiële vertelelementen van het verhaal moest werpen. Je moest met een zeer korte verhaallengte werken en dan ook nog het woordgebruik eenvoudig en basisch zien te houden. En het verhaal moest een begin - waarin je de lezer het verhaal intrekt - een midden - waar je de lezer naar meer doet verlangen - en een eind hebben. Ik maakte me op die manier de techniek van het schrijven machtig en ontwikkelde zo ook mijn verhalend vermogen.

Ik schreef niet alleen verhalen voor kinderen, maar werkte tevens daarnaast voor een krant. Ik nam interviews af en zocht dan bij het uitwerken daarvan naar de interessantste stukjes, of naar een unieke invalshoek. Het was een krant in een heel kleine stad op Kodiak Eiland. Het is de oudste Russische nederzetting in de Nieuwe Wereld, met de oudste structuur - die staat er nog steeds en is nu een museum. Ik deed er verslag van zaken als een archeologische opgraving, en beschreef interessante personen uit de plaatselijke gemeenschap. Er was daar bijvoorbeeld een gepensioneerde man die vrijwillig de taak van klaar-over op zich had genomen om ervoor te zorgen dat de kinderen veilig bij de school aan zouden komen. Hij bleek een heel interessante man te zijn.

Met het maken van foto's bij mijn stukjes had ik altijd problemen, want het lukte me nooit de flitser aan de camera te bevestigen. Tot nog toe heb ik uitsluitend fantasyboeken geschreven, maar als het juiste idee bij me opkomt, zal ik een sciencefictionboek schrijven.

Wat waren je eerste genre-ervaringen?

Als kind las ik sprookjesboeken, maar het eerste fantasyboek dat ik las was waarschijnlijk The joyous story of Astrid. Er zaten elementen van het fantastische in. Ik was toen vermoedelijk zeven of acht jaar oud. Ik kan me er maar een paar regels van herinneren. Ik heb onlangs via het internet een exemplaar van het verhaal opgespoord en het boek gekocht. Ik zal het gaan herlezen. Ik hoop dat het zijn betovering inmiddels niet heeft verloren.

De eerste genrefilm die ik zag was waarschijnlijk The Mummy, de eerste. Het was een erg enge, angstaanjagende film. Vandaag de dag zouden kinderen zich mogelijk teleurgesteld voelen wegens het gebrek aan speciale effecten en het gebrek aan kleur van die eerste verfilming, en het feit dat de horror geïmpliceerd werd en zich meer tussen de regels verschool dan dat het grafisch tot uiting kwam, maar ik werd er doods- en doodsbang van.

Hoe kwam je in contact met het fandom en met de andere schrijvers?

In het jaar waarin mijn eerste boek werd gepubliceerd, bezocht ik gedurende een dag Northwestcon en ik stond er versteld. Ik had daarvoor niet geweten dat deze wereld bestond. Onvoorbereid liep ik rond in het midden van die grote conventie, tussen enkele honderden andere mensen - en waarschijnlijk veel meer dan dat aantal - sommigen in kostuum, en tussen al de parafernalia: niet alleen de boeken, maar het spul aan de muren, de posters, de flyers, de kleine advertenties voor fanzines. Er waren rollenspellen en verenigingen.

Nog meer dan dat alles trof me dat er panels en discussies en lezingen waren over fantasy en sciencefiction. Het was een verandering van een conditie waarin je als lezer alleen leeft en dan tot de ontdekking komt dat er een grote groep mensen is die je interesse delen. Sindsdien weet ik wat het is om eindelijk een groep gelijken te vinden/ontdekken.

De meeste andere schrijvers heb ik op conventies ontmoet, of bij de Science Fiction Writers of America. Ik heb een kopje koffie met hen gedronken, of nam samen met hen deel aan panels. Ik heb niet zoveel andere schrijvers ontmoet, want ik ben nogal op mezelf. Twee schrijvers die ik wat beter ken dan van een toevallige ontmoeting in een café of een lounge, zoals je iemand kent die met je aan de keukentafel zit, zijn Elisabeth Anne Scarborough en Steven Brust. Met Steven Brust heb ik samen een boek geschreven (Gypsy).

Waarom koos je Ki als hoofdpersoon in de Ki-serie? Ik heb altijd het gevoel gehad dat de verhouding tussen de tovenaar en de windzangeres - de opponenten van Ki en vooral van elkaar - verder uitgediept en ontwikkeld zou kunnen worden. Komt er nog een boek in die serie?

In de Ki-boeken koos ik de vrouwelijke Romani Ki als hoofdpersoon omdat ik een aantal boeken over de Romani (DB: zigeuners) had gelezen en door hen werd gefascineerd. Ik nam uit hun cultuur die stukjes die me van pas kwamen, maar wilde niet hun gehele cultuur overnemen. Het idee populaties van verschillende soorten - waaronder de menselijke Romani - van hun eigen planeten naar een andere planeet te transplanteren en ze als in een dierentuin - maar dan zonder de barrières - zich verder te laten ontwikkelen en interacteren, intrigeerde me.

Ik veronderstel dat de tovenaar niet zo slecht hoeft te zijn als in de boeken werd gesuggereerd. Toen ik ze schreef was ik beslist van plan nog meer boeken over deze karakters te schrijven, maar de verandering van uitgever maakte een eind aan die ambitie. Ace Berkeley accepteerde het volgende boek - Cloven Hooves (1991) - dat ik schreef niet, maar Benthem deed dat wel.

De windzangersboeken zullen onder de naam Megan Lindholm opnieuw worden uitgegeven door Harper Collins in Groot-Britannië. De reden dat ze niet onder de naam Robin Hobb zullen worden uitgegeven is omdat ze in een geheel andere stijl zijn geschreven dan de boeken die ik onder de naam Robin Hobb schrijf.

Ik heb niet de intentie nog een ander windzangersboek te schrijven, maar - indachtig het spreekwoord 'zeg nooit nooit' - ik sluit het ook niet uit. Ik had bijvoorbeeld nooit gedacht nog een ander boek over Fitz in de Assassin-serie te schrijven, maar nu werk ik er toch aan.

Mijn uur was voorbij en ik nam afscheid van deze sympathieke schrijfster, die ik nu iets beter kende. Het uitwerken van mijn aantekeningen zou dit keer echter zeer lang op zich laten wachten.

Dirk Bontes